Onderwijs

Onderwijs: een goed begin is het halve werk

Samenvatting en speerpunten

  • Onderwijs is de basis voor alle Nederlanders om te groeien naar wat ze willen worden. Een onderwijspakket dat aansluit bij het kind leidt tot een niveau dat Nederland als kennisland waardig is.
  • We hebben al onze bollebozen nodig in onze innovatieve industrieën en diensten, op alle niveaus, van praktisch tot theoretisch
  • Er wordt erg hard gewerkt door onze docenten, maar tegelijkertijd gaat het niveau van het onderwijs in Nederland achteruit.
  • Wat al jaren op ons afkwam is nu gebeurd: er is zo’n lerarentekort dat kinderen naar huis worden gestuurd
  • Er is gesneden in opleidingskosten voor docenten, en de administratieve werkdruk is te hoog
  • Onderwijs moet weer prioriteit worden; van kostenpost naar investering in een goede en betaalbare basisvoorziening voor iedereen!
  • Investeren in kwaliteit van de opleidingen en ‘blijvend leren’ en in salarissen. Salarissen van leraren lager en middelbaar onderwijs gelijk trekken.
  • Kansenongelijkheid tegengaan door voorafgaand aan basisschool en tijdens eerste jaren intensief met ouders en leerlingen te werken aan eventuele taalachterstanden. Schooladviezen neutraler maken, zodat dubbeltjes makkelijker kwartjes kunnen worden.
  • Nationale standaarden voor de omvang van de lestaak, de grootte van klassen, de inhoud van kernvakken, beoordeling van resultaten (ook per methode, schooltype, samenstelling leerlingen) waar nodig uitbreiden.
  • Onderzoek naar verhogen schoolkeuzeleeftijd naar 14 jaar (2 brugklassen), met een ruim aanbod op verschillende niveaus, zonder de bollebozen daarmee te vertragen;
  • School actieve rol in gezonde leefstijl van kinderen, door (waar nodig) gezond ontbijt aan te bieden, en altijd gezonde lunches inclusief meer dan voldoende bewegen.
  • Onderzoek doen naar mogelijkheden om onderwijs zo in te richten dat jongens en meisjes gelijke leerprestaties hebben.
  • Toegankelijk onderwijs zal worden gewaarborgd: scholen in krimpregio’s behouden.

Situatie

Lager- en middelbaar onderwijs

We zijn een zeer rijk land en we hebben onze bollebozen nodig in de innovatieve industrieën en diensten, en ondertussen wordt er erg hard gewerkt door onze docenten. Helaas zijn er met name in het lager- en middelbaar onderwijs bij leerlingen problemen met het onderwijsniveau en de kansengelijkheid. Bij de leraren zijn er problemen met werkdruk, bureaucratie, onvoldoende budget voor doorontwikkeling. Hierdoor is er teveel verloop.

  • Niveau: gaat het niveau van het onderwijs in Nederland achteruit, terwijl ze juist zouden moeten stijgen. Vooral in het algemeen vormend onderwijs (primair onderwijs (PO) en voortgezet onderwijs (VO)) zijn er ernstige kwaliteitsproblemen. Goed lezen, schrijven en rekenen lukt een groeiend aantal kinderen niet meer. Ook de kennis van cultuur, verleden en burgerschap gaat achteruit. Deze achteruitgang treft vooral kinderen die misschien al minder bagage van thuis uit meekrijgen.
  • Kansenongelijkheid: er is kansenongelijkheid, o.a. door de achterstand die kinderen al hebben op hun eerste schooldag, en door schooladviezen die kinderen krijgen die regelmatig onnodig laag zijn
  • Onvoldoende les: er worden onvoldoende lessen gegeven. Gezien het aantal docenten zou het mogelijk moeten zijn dagelijks goede lessen te organiseren voor alle kinderen in Nederland, maar leraren kunnen zich onvoldoende focussen op het lesgeven, omdat zij er allerlei taken bij krijgen.
  • Passend onderwijs: de wet Passend Onderwijs lijkt niet te werken. Basisschoolleraren worstelen met passend onderwijs: de klassen zijn te groot en het ontbreekt leraren aan tijd en kennis om leerlingen die extra hulp nodig hebben goed te begeleiden.
  • Lerarentekort: er is daarnaast een al jaren groeiend probleem met het lerarentekort, deels omdat leraren moeilijk te houden zijn. Degelijk opgeleide leraren, die les willen geven en zich daar ook in willen ontwikkelen, zijn moeilijk te vinden en nog moeilijker te houden. De uitstroom van starters in het onderwijs is groot, waardoor een kwalitatief en kwantitatief lerarentekort ontstaat. En ook de zijinstromers blijven niet lang.
  • Redenen: hiervoor zijn o.a. dat er a) is gesneden in opleidingskosten voor docenten, b) de werkdruk, waaronder niet in het minst, de administratieve werkdruk, zijn te hoog en c) er zijn mogelijk aantrekkelijker arbeidsvoorwaarden nodig.

Situatie Hoger onderwijs

Studenten zijn ontevreden, omdat zij als gevolg van het leenstelsel (ingevoerd door voorganger Jet Bussemaker, PvdA) met torenhoge schulden en studiestress kampen. Hoogleraren en ander wetenschappelijk personeel zijn ontstemd omdat zij door de snelle stijging van aantallen studenten amper toekomen aan eigen onderzoek en massaal overwerken. De normaliter bedaagde wetenschappers hebben onder aanvoering van het platform WOinActie voor het eerst in jaren flink van zich laten horen.

Dit kabinet

De voornaamste ambities van dit kabinet liggen in de bestrijding van kansenongelijkheid ende stimulering van talent, goede docenten met een sterke positie, toponderzoek en krachtig beroepsonderwijs”. Helaas hebben een minister (Slob, CU, v0ormalig docent) en staatssecretaris (Van Engelshoven, D66) de problemen alleen weten te benoemen, en nauwelijks weten op te lossen.  Beide ministers wordt gebrek aan daadkracht verweten. Ze benadrukken steeds dat dit kabinet ‘meer dan ooit’ in onderwijs investeert, maar hebben niet voldoende invloed binnen het kabinet om de stappen te zetten die nodig zijn. En het is duidelijk dat onderwijs niet bij de financiele prioriteitenlijst van dit kabinet van VVD, CDA en D66 hoort.

Doel

Het is goed om nog eens met alle partijen vast te stellen wat het doel is van ons onderwijssysteem. Het zal iets moeten zijn als ‘alle kinderen in Nederland krijgen onderwijs dat optimaal is om hun potentie en interesses volledig te ontdekken en tot bloei te laten komen’. Leeringen krijgen daarvoor les van bevoegde en bekwame leraren, die zich blijven ontwikkelen en die in staat zijn om de potentie van een leerling te zien, los van hun afkomst of beginniveau.

Leerlingen

Kwaliteit en kansenongelijkheid

Kansenongelijkheid

Het opleidingsniveau van ouders is bepalender voor schoolloopbaan kind dan migratieachtergrond. Schoolprestaties in de vroege jeugd kunnen bepalend zijn voor latere kansen op de arbeidsmarkt. En die vroege schoolprestaties zijn sterk afhankelijk van het sociaaleconomische milieu van het kind, bevestigt het nieuwe onderzoek.

Kinderen van laagopgeleide ouders of ouders met een laag inkomen beginnen al op de basisschool met een achterstand die ze in hun schoolcarrière niet meer inhalen. Het opleidingsniveau en het inkomen van de ouders hebben meer invloed op de schoolprestaties van een kind dan een migratieachtergrond, blijkt uit nieuw onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB).

Leerachterstand

Samenvattend: het is lastig voor een leerling om initiële achterstanden weg te werken en dat je milieu het verloop van je schoolcarrière voor een groot deel bepaalt. Het ideaal dat als je maar hard genoeg werkt, je het uiteindelijk wel redt, wordt dus meestal niet bewaarheid.

Opleidingsniveau ouders: wel blijvende invloed

Uit de resultaten blijkt dat een laag opleidingsniveau van ouders vaak gepaard gaat met een leerachterstand bij het kind al vóór aanvang van de basisschool. Die achterstand uit zich vooral op het gebied van reken- en taalvaardigheid. Vanaf groep 3 zijn de verschillen op die gebieden tussen kinderen met laagopgeleide ouders en hoogopgeleide ouders nagenoeg uitgekristalliseerd. Ze nemen in de schoolloopbaan op de basisschool nauwelijks verder toe, maar ook niet af. Ook bij het advies voor de middelbare schoolopleiding speelt het opleidingsniveau van de ouders een grote rol, blijkt uit onderzoek van de Onderwijsinspectie.

Migratieachtergrond: geen blijvende invloed

Hoewel kinderen met een migratieachtergrond ook beginnen met een achterstand, werken zij deze gedurende hun schoolloopbaan doorgaans weg. Ze presteren op de laatst gemeten leeftijd van 15 jaar bijna hetzelfde als leerlingen zonder migratieachtergrond van vergelijkbare sociaal-economische afkomst.

Jongen vs meisje: wel verschil

Nog een opvallende conclusie: het geslacht van het kind heeft op de basisschool meer invloed op de leerprestaties dan een eventuele migratieachtergrond of de sociaal-economische positie van de ouders. Zo hebben meisjes al vroeg een betere taalvaardigheid en ontwikkelen jongens rond hun 6de een voorsprong in rekenen, al neemt deze later weer af. Bovendien scoren jongens vanaf jonge leeftijd beduidend lager op werkhouding en gedrag.

Maatregelen

  • Investeren in kwaliteit van de opleidingen en ‘blijvend leren’ en in salarissen. Salarissen van leraren lager en middelbaar onderwijs gelijk trekken.
  • Kansenongelijkheid tegengaan door voorafgaand aan basisschool en tijdens eerste jaren intensief met ouders en leerlingen te werken aan eventuele taalachterstanden. Voorschoolse educatie kan een rol spelen bij het beperken van ongelijkheid.
  • Onderzoek doen naar mogelijkheden om onderwijs zo in te richten dat jongens en meisjes gelijke leerprestaties hebben.
  • Schooladviezen neutraler maken, zodat dubbeltjes makkelijker kwartjes kunnen worden (ook eventueel criteria differentiëren tussen jongens en meisjes). Waar nodig daarvoor een herziening CITO toets, toetsing schooladviezen e.a.
  • Daarnaast financiele drempels voor bijlessen of studeren (leenstelsel) afbreken. Zo wordt de schoolkeuze in het MBO, de grootste groep leerlingen, te vaak bepaald door de portemonnee (kosten van de opleiding, reiskosten).
  • Nationale standaarden voor de omvang van de lestaak, de grootte van klassen, de inhoud van kernvakken, beoordeling van resultaten (ook per methode, schooltype, samenstelling leerlingen).

Onderwijs inhoud

  • Kinderen krijgen les in herkenbare vakken en binnen die vakken is aandacht voor cultuur en maatschappelijk relevante kwesties als mediawijsheid en gezondheid. Leren staat voor ontdekken wie je bent en begrijpen wat je rechten en plichten als burger zijn.
  • De overheid stuurt op inhoud van het geleerde in taal (Nederlands en Engels), omgang met getallen (rekenen, wiskunde) en wie we zijn en waar we vandaan komen (Nederlands, Engels, geschiedenis, maatschappijleer). Per leerjaar wordt de inhoud nog meer vastgelegd in de vorm van landelijke leerstandaarden.
  • Ontwikkeling van passend lesmateriaal voor kernvakken gebeurt nog meer in landelijke samenwerking, getoetst door experts. De kwaliteit van het materiaal wordt geëvalueerd door een onafhankelijke landelijke commissie van hoogleraren in de verschillende vakken.  
  • Naast de kernvakken is er voldoende vrijheid binnen het onderwijsaanbod om het eigen karakter van de school te benadrukken. (zie ook hieronder bij het het Bijzonder Onderwijs)
  • In de eerste jaren zullen er extra lessen in Nederlandse taal en rekenen worden aangeboden, naast extra lessen in de pre-schoolse jaren. Hiermee kan de leerachterstand bij aanvang worden verminderd.

Gezond eten en voldoende bewegen

School  zal met Partij Helder een actievere rol krijgen bij de preventie. Concreet gaat het om het aanbieden van een gezond ontbijt (waar nodig), en altijd aanbieden van gezonde lunches inclusief meer dan voldoende bewegen.

Goede gezondheid begint bij goed onderwijs. Binnen het onderwijs moet meer aandacht besteed worden aan een goede leefstijl die de gezondheid ten goede komt. Er zijn nog steeds te veel kinderen die met een lege maag naar school gaan en zelfs zonder lunch de dag moeten zien door te komen. Gezond eten draagt bij aan een gezonde ontwikkeling van de hersenen. Goede hersenontwikkeling draagt weer bij aan betere leerresultaten en zo weer aan betere kansen op de arbeidsmarkt.

Natuurlijk is het fantastisch dat individuele ouders zich opwerpen om bijvoorbeeld 80 boterhammen per dag te smeren maar deze verantwoordelijkheid mag niet meer bij de burger worden neergelegd. Dit is een essentiële taak van de overheid die erin moet voorzien dat kinderen van minder draagkrachtige ouders aangemeld kunnen worden voor een gezond schoolontbijt dat door de overheid gesubsidieerd wordt.

Ook moeten scholen de mogelijkheden krijgen om gezonde (warme) maaltijden tijdens de lunch te verzorgen. Nòg mooier is het als we in iedere school een keuken kunnen realiseren waarin leerkrachten met leerlingen samen het eten klaar maken. Zó zorgt Nederland er samen voor dat kinderen niet meer met honger naar school komen.

Herziening schooladvies

De CITO-toets werkt ongelijkheid in de hand en is voor veel (jonge) leerlingen een grote bron van stress. Wie financieel de middelen heeft om hun kinderen middels huiswerkbegeleiding en extra lessen betere testresultaten te laten halen, wint het van ouders die hiervoor niet de middelen hebben. Dit werkt in de hand dat kinderen een schooladvies mee krijgen dat niet bij hen past. Zo worden kinderen op vroege leeftijd al in hokjes geplaatst waar zij moeilijk meer uit komen.

Iedere ouder wil het beste voor zijn/haar kind. Dit mag alleen niet ten koste gaan van de kinderen die wèl de hersens hebben maar niet uit een draagkrachtige omgeving komen. Daarnaast moeten leerlingen meervoudige, en bij de leerling passende, schooladviezen mee krijgen voor zij naar het voortgezet onderwijs gaan.

Schoolkeuze maken na 2 brugjaren?

Partij Helder wil onderzoeken of het beter werkt als de definitieve schoolkeus later wordt genomen, als kinderen een beter beeld hebben gekregen van wat zij willen en kunnen doen. De schoolkeuzeleeftijd wordt dan opgeschort tot 14 jaar, dus aan het einde van het tweede brugjaar.

De CITO-toets aan het einde van de basisschool kan dan worden gebruikt als tussentijdse check om te zien waar de extra leerbehoefte van het kind ligt.

Passend onderwijs

De wet Passend Onderwijs lijkt niet te werken. Basisschoolleraren worstelen met passend onderwijs: de klassen zijn te groot en het ontbreekt leraren aan tijd en kennis om leerlingen die extra hulp nodig hebben goed te begeleiden. De wet moet worden geëvalueerd en zoveel mogelijk worden teruggedraaid, als dat nodig is.

Bijzonder onderwijs

Religieus en ander bijzonder onderwijs  is een vast onderdeel van het Nederlandse onderwijs; dat is niet in alle landen van het geval. Recent zijn er gevallen naar boven gekomen waarbij leerlingen werden geweerd op basis van seksuele geaardheid. Ook worden sommige scholen onder druk gezet door vreemde mogendheden die middels hun financiële invloed druk willen uitoefenen op de inhoud van de lessen (en daarmee ingrijpen in onze samenleving).

De zorg van Partij Helder is dat er in Nederland daardoor onderwijs wordt gegeven dat niet strookt met onze wetten, geschreven en deels ook ongeschreven. Onderwijs dient aan te sluiten bij de waarden van de Nederlandse maatschappij. Met dit voorstel volgen wij artikel 23 uit de grondwet, waarin de keuze vrijheid om een school met een eigen identiteit op te richten staat, volledig overeind blijft.

De Onderwijsinspectie zal daarom altijd inzicht moeten hebben in a) de inhoud van alle lessen en de inrichting van het onderwijs, en b) de personen en organisaties die van invloed zijn daarop, al dan niet door financiering. Een verplichte rapportage over geldstromen en lessen is nodig om dit te kunnen volgen.

Leraren

Goede lerarenopleiding

De huidige politiek concentreert zich met name op prestaties van de leerlingen wanneer het gaat om verbeteringen in het Nederlandse onderwijs en in mindere mate op hoe het vak van docent en leerkracht wordt aangeleerd.

Partij Helder vindt dat we daarnaast ook moeten investeren in de lerarenopleidingen. Het aantal leerkrachten dat niet in staat is om foutloos taal of rekenonderwijs aan te bieden groeit. En dat is jammer en demotiverend voor de studenten zelf wanneer zij tijdens de opleiding er achter komen dat er naast de opleiding nog extra cursussen gevolgd moeten worden om deze basisprincipes goed onder de knie te krijgen. Door aan de basis al meer middelen en ondersteuning te bieden aan de leraren in spe, zijn zij beter in staat om de leerlingen een goede start mee te geven.

Hierin zijn slagen te maken door onder andere in te zetten op een betere toetsing voorafgaand aan de opleiding tot leerkracht of docent in het hierop voorbereidende onderwijs. Daarna kan daar tijdens de opleiding beter op worden ingespeeld. Tenslotte is het belangrijk meer met mensen van alle lagen van het onderwijsvak in gesprek te blijven over wat zij in de dagelijkse praktijk zien waardoor het Nederlandse onderwijs nòg beter kan.

Meer waardering onderwijzend personeel

  • Werkdruk verlagende arbeidsvoorwaarden, eerlijke beloning, vakinhoudelijke kwaliteitseisen en waardering gaan weer voor plezier in het lesgeven zorgen.
  • Leraren in basis- en voortgezet onderwijs worden gelijk beloond. Deze kloof wordt gedicht door de salarissen in het onderwijs gelijk te trekken.  Het enige verschil dat zal blijven heeft dan te maken met ervaringsjaren en persoonlijke- en vak ontwikkeling, zoals dit ook gebruikelijk is in andere beroepsgroepen

Financiering

Onderzoeksbureau McKinsey berekende onlangs dat het basisonderwijs tussen de 0,5 en1,5 miljard nodig heeft om internationaal gezien weer op topniveau te komen. Het geld dat het Rijk de afgelopen jaren investeerde (1,7 miljard) werd door gemeenten weer bezuinigd (1,9 miljard). Dat wordt in deze kabinetsperiode niet meer goedgemaakt, is de verwachting.  Ook in het hoger onderwijs: daar is structureel minstens 1 miljard euro nodig om de problemen aan te pakken, becijferde WOinActie.
Wel hebben veel scholen geld op de plank liggen, dus dat zal in de evaluatie van de financiering moeten worden meegenomen, naast de relatie met de gemeente.

Krimpregio scholen behouden

De krimpregio’s in Nederland moeten duidelijk in kaart gebracht en helder benoemd worden. De kleine scholen in deze regio’s moeten voldoende gefaciliteerd worden zodat zij open kunnen blijven. Juist in deze regio’s vormen scholen de uiterst belangrijke spil in het leefbaar houden van deze gebieden.

NB: dit past ook goed bij ons plan om juist te investeren in leefbare en duurzame woon- en werkclusters in heel Nederland (zie ons plan Deltaplan Duurzaamheid, Hoofdstuk 2 Visie).

Besturen 

Ook zal moeten worden gekeken naar de verschillende bestuurslagen in Nederland, maar ook naar andere partijen die van invloed zijn op het resultaat. Resultaten van centraal ingezet beleid zijn steevast tegengesteld aan doelstellingen van goed onderwijs. Verschillende bestuurslagen, met ieder een eigen dynamiek, lijken daarvan de oorzaak te zijn. De grote bemoeienis van private partijen (adviesbureaus, arbeidsbemiddeling, huiswerkinstituten) in het algemeen vormend onderwijs vergroot de kansenongelijkheid en vereist regulering.

Bronnen:

  • Bronnen worden nog aangevuld. We hebben ons programma o.a. vergeleken met dat van BeterNL en daaruit delen overgenomen; wel verschillen we op belangrijke punten van mening, bijv. over de besturen.
  • https://www.nrc.nl/nieuws/2020/10/13/ministers-die-problemen-doorschuiven-a4015700
  • https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/opleidingsniveau-ouders-bepalender-voor-schoolloopbaan-kind-dan-migratieachtergrond~ba62f1a4/
  • https://www.volkskrant.nl/kijkverder/v/2020/eens-een-dubbeltje-altijd-een-dubbeltje~v393725/
  • https://www.parool.nl/amsterdam/leraren-trekken-aan-de-bel-passend-onderwijs-werkt-niet~ba7923ea/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F